Vieren
Verbeen feest of speciale gelegenheid vieren met vreugde of activiteiten
(we vieren een verjaardag)
We vieren haar verjaardag met een groot feest.
Hij viert de overwinning met zijn teamgenoten.
- Simple
Het feest is leuk.
- Compound
Het feest was leuk, maar het moest vroeg eindigen.
- Complex
Het feest, dat in de zomer plaatsvond, was de grootste gebeurtenis van het jaar.
- Present Tense
Ik vier nu mijn verjaardag.
- Past Tense
Vorige week vierden we een feest voor zijn verjaardag.
- Interrogative
Vier jij ook het feest van de koningin?
- Future Tense
Volgend jaar zal ik mijn diploma met een feest vieren.
- Imperative
Vier een feest voor haar verjaardag!
- Declarative
We vieren het feest met veel vrienden.
- Context & Scenario
We organiseren een feest voor het einde van de school.
uitdrukking geven aan blijheid of feeststemming
(de mensen vieren op straat)
Op het plein vieren ze de nationale feestdag.
De kinderen vieren het feest met liedjes en dans.
- Future Tense
Morgen zullen de mensen blijdschap ervaren als het festival begint.
- Declarative
De kinderen stralen blijdschap uit terwijl ze spelen in het park.
- Context & Scenario
Bij elk feest is er blijdschap te vinden, ongeacht de gelegenheid.
- Complex
Terwijl ze op straat dansten, lieten ze hun blijdschap zien aan de voorbijgangers.
- Past Tense
Gisteren ervaren we blijdschap tijdens de parade.
- Interrogative
Voel je de blijdschap van het feest?
- Simple
Blijdschap vulde de lucht toen het vuurwerk begon.
- Compound
De blijdschap strekte zich uit over het hele plein, en iedereen danste samen.
- Present Tense
Vandaag voelen we veel blijdschap omdat het een speciale dag is.
- Imperative
Laat je blijdschap zien en zing mee!
iemand of iets in het zonnetje zetten, bijvoorbeeld door te eren of te herdenken
(we vieren een speciale gebeurtenis)
We vieren de 100ste verjaardag van de stad met een parade.
Ze vieren de helden door hun verhalen te vertellen.
- Complex
De gemeenschap, die elke jaar het festival organiseert, eren de lokale helden in hun programma.
- Future Tense
Morgen zullen we de vrijwilligers eren voor hun inzet.
- Imperative
Eer deze belangrijke persoon vandaag!
- Context & Scenario
Tijdens de bijeenkomst eren we de lange geschiedenis van ons bedrijf.
- Compound
We eren de zanger en we genieten van zijn muziek.
- Past Tense
Gisteren eerden we de oprichter van de school.
- Declarative
Een stad moet zijn geschiedenis eren.
- Context & Scenario
In de klas eren we de beste studenten met een award.
- Idiomatic
Laten we de handen ineenslaan en samen onze tradities eren!
- Simple
We eren onze ouders op hun trouwdag.
- Present Tense
Vandaag eren we de helden van de oorlog.
- Interrogative
Eren we de goede daden van anderen?
- Context & Scenario
Ik eren mijn vrienden op hun verjaardagen.
- Synonym
We moeten onszelf eraan herinneren om te eren wat belangrijk is in ons leven.
- Related Word
De herdenking was een manier om de slachtoffers te eren.