Voorspellen
VerbAuxiliary Verb
hebben
This verb is a regular verb.
Used to express predictions about future events.
Infinitief
Ik wil leren voorspellen.
Tegenwoordig deelwoord
De voorspellende computer kan veel data analyseren.
Die voorspellent onderzoeker heeft veel gepubliceerd.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik voorspelt het weer voor morgen.
jij / je
Jij voorspelt wie gaat winnen.
u
U voorspelt veel regen.
hij
Hij voorspelt de uitslag van de wedstrijd.
zij / ze
Zij voorspelt dat het zal sneeuwen.
het
Het weerstation voorspelt een warme dag.
wij / we
Wij voorspellen dat de economie zal groeien.
jullie
Jullie voorspellen een spannende wedstrijd.
Verleden tijd
ik
Ik voorspelde dat het zou regenen.
jij / je
Jij voorspelde het juiste antwoord.
u
U voorspelde de toekomst.
hij
Hij voorspelde een overwinning.
zij / ze
Zij voorspelde de drama van de film.
het
Het systeem voorspelde fouten.
wij / we
Wij voorspelden dat het moeilijk zou zijn.
jullie
Jullie voorspelden dat ze zouden winnen.
zij / ze
Zij voorspelden een hoge temperatuur.
Voltooid deelwoord
Het weer is voorspeld door de expert.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat hij voorspelle wat er gaat gebeuren.
Gebiedende wijs
Voorspel de uitslag van de wedstrijd!
Voorspelt het weer!
Examples
Zij voorspelt altijd het juiste weer.
tegenwoordige tijd, indicative