Winkelen

Verb
1
Compound
Future Tense
Interrogative
Context & Scenario
Synonym
Complex
Simple
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Related Word
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Idiomatic
Drukke winterse stadsstraat met mensen die winkelen en vrolijke gesprekken voeren, terwijl sneeuwvlokken vallen.
Winterse winkelervaring in de stad
Drukke winterse stadsstraat met mensen die winkelen en vrolijke gesprekken voeren, terwijl sneeuwvlokken vallen.
2
Complex
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Idiomatic
Simple
Present Tense
Interrogative
Compound
Future Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Context & Scenario
Related Word
Drukke marktscène met stijlvolle mensen die kleurrijke woondecoratie en meubels bewonderen
Levende marktscène van kleurrijke woondecoratie en inspiratie
Drukke marktscène met stijlvolle mensen die kleurrijke woondecoratie en meubels bewonderen
3
Compound
Past Tense
Interrogative
Imperative
Simple
Present Tense
Declarative
Complex
Future Tense
Simple
Een persoon winkelt online aan een modern bureau met een laptop en mode-items op het scherm.
Modern interieur met online winkelen
Een persoon winkelt online aan een modern bureau met een laptop en mode-items op het scherm.