Zus
deCommon Noundochter van dezelfde ouders als iemand anders
(verhouding binnen het gezin)
Mijn zus en ik hebben altijd veel samen gespeeld.
Zij is mijn oudste zus en ze studeert in Amsterdam.
- Simple
Ik heb een zus.
- Complex
De zus van mijn beste vriend, die in België woont, komt ons bezoeken.
- Past Tense
Gisteravond had ik een gesprek met mijn zus.
- Declarative
Mijn zus kan goed tekenen.
- Imperative
Bel je zus als je thuis bent!
- Compound
Mijn zus is leuk, en mijn neef is ook aardig.
- Present Tense
Mijn zus werkt nu in een ziekenhuis.
- Future Tense
Volgend jaar zal mijn zus afstuderen.
- Interrogative
Heeft jouw zus ook een hobby?
- Context & Scenario
Mijn zus kookt elke zondag voor de familie.
vrouwelijke vriendin, vaak in een informele context
(gebruik in vriendschappelijke omgang)
Hé zus, hoe gaat het met je?
Ze beschouwt haar beste vriendin echt als een zus.
- Complex
Toen ik mijn vriendin ontmoette, wisten we meteen dat we vriendinnen zouden worden.
- Present Tense
We gaan vaak samen winkelen met mijn vriendin.
- Future Tense
Volgende week zal ik mijn vriendin helpen met haar huiswerk.
- Interrogative
Is jouw vriendin al aangekomen?
- Synonym
Ze beschouwt haar vriendin als een zus, dot die verbondenheid is bijzonder.
- Related Word
Ze is mijn beste maatje, en ik noem haar altijd mijn vriendin.
- Compound
Mijn vriendin is dol op dieren, en ze werkt in een dierenasiel.
- Declarative
Mijn vriendin houdt van koken.
- Imperative
Bel je vriendin en vraag of ze mee wil uiteten!
- Context & Scenario
Op school gaf ik mijn vriendin een cadeau voor haar verjaardag.
- Simple
Mijn vriendin is altijd er voor mij.
- Past Tense
Gisteren had ik een leuke middag met mijn vriendin.
- Context & Scenario
Mijn vriendin en ik gaan vaak naar de film.
- Context & Scenario
We hebben een gezellige avond met vrienden en vriendinnen gehad.
- Idiomatic
Vriendinnen zijn als sterren; je ziet ze misschien niet altijd, maar je weet dat ze er zijn.
vriendin of maat (in bepaalde subculturen of groepen)
(gebruik in een bredere sociale context)
In de boksclub noemt iedereen elkaar zus.
Hij kreeg de steun van zijn zus tijdens moeilijke tijden.
- Simple
Hij is mijn maat in de skateclub.
- Future Tense
Morgen ga ik met mijn maat naar een concert.
- Interrogative
Is zij jouw maat voor dit project?
- Compound
In de klas zijn we geen maten, maar goede vrienden.
- Past Tense
Gisteren waren we nog samen met onze maten op het feest.
- Interrogative
Wie is jouw maat voor het volgende avontuur?
- Compound
Onze maten hebben samen een geweldige tijd gehad tijdens de roadtrip.
- Past Tense
We spraken af in de stad om met mijn maat te winkelen.
- Interrogative
Kijk je uit naar een dag met je maat?
- Synonym
Zoek een maat om mee te trainen; dat helpt je enorm!
- Compound
Ze zijn mijn maten, maar soms zijn ze ook rivalen.
- Past Tense
Vroeger was hij mijn beste maat op school.
- Imperative
Vergeet niet om je maat te bellen als je aankomt!
- Complex
Als ik in de stad ben, ga ik vaak met mijn maat uit eten.
- Future Tense
Volgende week wordt mijn maat 30 jaar!
- Imperative
Laat je maat niet alleen; steun hem!
- Complex
Als mijn maat aankomt, kunnen we samen de plannen maken.
- Future Tense
In de toekomst zal ik altijd mijn maat steunen in goede en slechte tijden.
- Imperative
Blijf bij je maat, hij heeft je nodig!
- Idiomatic
Ze zijn niet alleen maten, maar als broers voor elkaar.
- Complex
Als ik mijn maat bel, weet ik dat hij altijd klaar staat om te helpen.
- Present Tense
Mijn maat heeft altijd een goed advies voor me.
- Declarative
Hij is de beste maat die ik ooit heb gehad.
- Simple
Na school ging ik met mijn maat naar het café.
- Present Tense
Zij is altijd de eerste die mijn maat ondersteunt.
- Declarative
Elke maat in onze groep heeft zijn eigen talenten.
- Simple
Tijdens de vakantie ontmoette ik mijn maat van de middelbare school.
- Present Tense
Mijn maat zegt altijd dat vriendschap belangrijker is dan rivaliteit.
- Declarative
Iedereen vecht voor hun maat als dat nodig is.
- Related Word
In de gevangenis zijn je maten je belangrijkste steun.
diminutieve vorm die wordt gebruikt voor kleine zus
(verhouding met een jongere sibling)
Mijn zusje is zeven jaar jonger dan ik.
Ze speelt vaak met haar zusjes in de tuin.
- Complex
De verhouding die ik met mijn zusje heb, is heel speciaal en uniek.
- Present Tense
Mijn zusje houdt van knuffelen.
- Declarative
Mijn zusje is altijd vrolijk.
- Context & Scenario
We spelen vaak samen in de speeltuin, dat is leuk voor de verhouding.
- Context & Scenario
Tijdens het feest, had mijn zusje de beste verhouding met haar vriendinnen.
- Idiomatic
Die zusjes zijn als twee handen op één buik; hun verhouding is heel hecht.
- Compound
Ik heb een goede verhouding met mijn zusje, maar soms zijn er ook ruzies.
- Future Tense
Volgend jaar zal mijn zusje naar de middelbare school gaan.
- Imperative
Wees lief voor je zusje!
- Context & Scenario
In de klas leren we hoe belangrijke verhoudingen werken.
- Related Word
De band tussen ons, vergelijkbaar met een verhouding, groeit steeds sterker.
- Simple
Ik heb een goede verhouding met mijn zusje.
- Past Tense
Gisteren had ik een leuke tijd met mijn zusje.
- Interrogative
Heb je een goede verhouding met je zusje?
- Synonym
Mijn kleine zusje, die altijd kan lachen, is mijn beste vriendin.