Zus

Adverb
1
Compound
Present Tense
Declarative
Complex
Past Tense
Imperative
Complex
Present Tense
Declarative
Imperative
Complex
Declarative
Simple
Compound
Declarative
Related Word
Simple
Future Tense
Interrogative
Compound
Past Tense
Interrogative
Compound
Present Tense
Future Tense
Imperative
Complex
Past Tense
Interrogative
Synonym
Simple
Compound
Future Tense
Simple
Past Tense
Interrogative
Compound
Future Tense
Imperative
Idiomatic
Een cartoonachtige afbeelding van een enthousiaste vrouwelijke lerares die lesgeeft aan een groep kinderen in een kleurrijk klaslokaal.
Vrolijke lerares in kleurrijk klaslokaal
Een cartoonachtige afbeelding van een enthousiaste vrouwelijke lerares die lesgeeft aan een groep kinderen in een kleurrijk klaslokaal.
2
Simple
Compound
Complex
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Synonym
Related Word
Idiomatic
Groep vrouwen omarmt elkaar in een zonovergoten park, met één vrouw die speelachtig 'zus' zegt.
Vriendschap Aanspreking in het Park
Groep vrouwen omarmt elkaar in een zonovergoten park, met één vrouw die speelachtig 'zus' zegt.