Zus

Pronoun
1
Simple
Compound
Complex
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Imperative
Interrogative
Declarative
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Synonym
Related Word
Idiomatic
Een cartoonachtige afbeelding van twee zussen in een gezellige woonkamer, met de jongere zus die thee houdt en de oudere zus die glimlacht.
Gezellige Zussen in de Woonkamer
Een cartoonachtige afbeelding van twee zussen in een gezellige woonkamer, met de jongere zus die thee houdt en de oudere zus die glimlacht.
2
Compound
Present Tense
Future Tense
Interrogative
Context & Scenario
Simple
Complex
Past Tense
Declarative
Imperative
Abstracte expressie van een vrolijk samenzijn met twee lachende vrouwen die vriendschap tonen.
Vrolijke vriendschap in abstracte expressieve stijl
Abstracte expressie van een vrolijk samenzijn met twee lachende vrouwen die vriendschap tonen.
3
Simple
Present Tense
Future Tense
Declarative
Imperative
Compound
Complex
Past Tense
Interrogative
Context & Scenario
Vrolijke winterse scène van een jonge vrouw die haar zus roept in een besneeuwd park, met spelende kinderen en schaatsende volwassenen op de achtergrond.
Vrolijke winterse scène met zus in besneeuwd park
Vrolijke winterse scène van een jonge vrouw die haar zus roept in een besneeuwd park, met spelende kinderen en schaatsende volwassenen op de achtergrond.