Jas

deCommon Noun
1
Simple
Compound
Complex
Present Tense
Imperative
Simple
Imperative
Related Word
Future Tense
Declarative
Complex
Declarative
Simple
Past Tense
Interrogative
Compound
Interrogative
Idiomatic
Een eenzame figuur in een stijlvolle winterjas voor een gothic-stijl gebouw, omgeven door winterse bomen en een bewolkte lucht.
Stijlvolle winterjas in een gothic setting
Een eenzame figuur in een stijlvolle winterjas voor een gothic-stijl gebouw, omgeven door winterse bomen en een bewolkte lucht.
2
Simple
Compound
Complex
Present Tense
Future Tense
Past Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Synonym
Related Word
Idiomatic
Een persoon in een warme, dikke jas staat op een heuveltop met een dramatische lucht boven zich.
Beschermende jas in dramatisch landschap
Een persoon in een warme, dikke jas staat op een heuveltop met een dramatische lucht boven zich.
3
Compound
Complex
Simple
Present Tense
Future Tense
Past Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Synonym
Related Word
Idiomatic
Een vrolijk meisje draait rond in een zonnig park, gekleed in een kleurrijk jasje en speelse jurk.
Vrolijk meisje in kleurrijk jasje in zonnig park
Een vrolijk meisje draait rond in een zonnig park, gekleed in een kleurrijk jasje en speelse jurk.