Jas
deCommon Nounkledingstuk dat het bovenlichaam bedekt en meestal voorzien is van mouwen
(iemand draagt een jas buiten)
Ik heb mijn jas aangetrokken omdat het koud is buiten.
Zij heeft een mooie leren jas gekocht.
- Complex
Wanneer het regent, draag ik een waterdichte jas die mij droog houdt.
- Future Tense
Morgen zal ze een kleurrijke jas kopen.
- Imperative
Kies een kledingstuk dat bij je stijl past!
- Compound
Ik draag een donkere jas, maar ik heb ook een lichte jas voor de zomer.
- Past Tense
Hij droeg altijd een zwarte jas naar school.
- Interrogative
Draag je vaak een jas als het koud is?
- Simple
Dit kledingstuk houdt me warm in de winter.
- Present Tense
Zij draagt vandaag een nieuw kledingstuk.
- Declarative
Die jas is erg modieus.
- Context & Scenario
Ik trek mijn jas aan voordat ik naar buiten ga.
speciale jas voor een bepaalde activiteit, zoals een regenjas of sportjas
(een specifieke functie of gebruik van de jas)
Hij draagt een regenjas om droog te blijven tijdens de bui.
Voor het hardlopen heb ik een lichte sportjas nodig.
- Simple
Deze speciale functie houdt tegen dat je nat wordt.
- Future Tense
Morgen zal ik mijn speciale jas meenemen naar de wandeling.
- Declarative
Deze functionele regenjas is erg praktisch voor het fietsen.
- Compound
Ik draag een sportjas in de sportschool, maar ik heb ook een regenjas voor als het regent.
- Present Tense
Ik vind deze speciale jas echt fijn om te dragen als het regent.
- Interrogative
Heb je een speciale jas voor het skiën?
- Complex
Als je buiten gaat joggen, is het handig om een speciale jas met rits te hebben, zodat je het niet koud krijgt.
- Past Tense
Gisteren droeg ik mijn speciale jas, omdat het erg koud was buiten.
- Imperative
Koop een speciale jas als je in de regen wilt gaan wandelen!
- Context & Scenario
Je hebt een speciale functie nodig als je gaat zeilen.
jasje in een kleinere of schattigere vorm, vaak gebruikt voor kinderen
(diminutief van jas, met een schattige connotatie)
Ze heeft een schattig jasje voor haar hond gekocht.
De kleine jongen draagt een jasje met sterren erop.
- Complex
De jongen draagt een jasje dat zijn moeder voor hem heeft gemaakt.
- Present Tense
Dit jasje is gemaakt van zachte stof.
- Declarative
Ze heeft een schattig jasje voor haar pop.
- Imperative
Koop een schattig jasje voor de baby!
- Compound
Het jasje is mooi, maar het is te klein.
- Future Tense
Morgen zal hij een nieuw jasje dragen.
- Context & Scenario
Ik zie een kleiner jasje voor mijn zoon in de winkel.
- Simple
Het jasje is te klein voor hem.
- Past Tense
Gisteren droeg zij een prachtig jasje.
- Interrogative
Is dit jasje van jou?