Jas

deCommon Noun
1
Complex
Future Tense
Imperative
Compound
Past Tense
Interrogative
Simple
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Een persoon in een stijlvolle jas in een winterse omgeving met vallende sneeuw.
Stijlvolle winterjas in een kleurrijke buitenomgeving
Een persoon in een stijlvolle jas in een winterse omgeving met vallende sneeuw.
2
Simple
Future Tense
Declarative
Compound
Present Tense
Interrogative
Complex
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Een persoon in een helder gele regenjas spat vrolijk door een plas tijdens een zware regenbui.
Vrolijke persoon in gele regenjas speelt in de regen
Een persoon in een helder gele regenjas spat vrolijk door een plas tijdens een zware regenbui.
3
Complex
Present Tense
Declarative
Imperative
Compound
Future Tense
Context & Scenario
Simple
Past Tense
Interrogative
Een kleine jongen in een schattig, sterrenpatronen jasje speelt vrolijk in een park vol bloemen, met een kleine hond in een bijpassend jasje die toekijkt.
Vrolijk spelende jongen in schattig jasje in park
Een kleine jongen in een schattig, sterrenpatronen jasje speelt vrolijk in een park vol bloemen, met een kleine hond in een bijpassend jasje die toekijkt.