Jassen

Verb
1
Simple
Present Tense
Imperative
Synonym
Idiomatic
Compound
Future Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Complex
Past Tense
Declarative
Context & Scenario
Context & Scenario
Een ouder kleedt snel twee blije kinderen in kleurrijke winterjassen en hoeden terwijl ze zich voorbereiden om buiten te spelen in de sneeuw.
Vrolijk kindertijd in winterkleding
Een ouder kleedt snel twee blije kinderen in kleurrijke winterjassen en hoeden terwijl ze zich voorbereiden om buiten te spelen in de sneeuw.
2
Simple
Past Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Idiomatic
Complex
Present Tense
Declarative
Imperative
Synonym
Compound
Future Tense
Context & Scenario
Context & Scenario
Een persoon in een gezellige kamer die moeite heeft om een dikke winterjas aan te trekken.
Persoon in Kamer Met Winterjas Aandoen
Een persoon in een gezellige kamer die moeite heeft om een dikke winterjas aan te trekken.
3
Compound
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Related Word
Complex
Present Tense
Interrogative
Context & Scenario
Idiomatic
Simple
Past Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Verwarmende hal met een traditionele kapstok vol kleurrijke jassen, weergegeven in de stijl van Van Gogh.
Kleurrijke jassen aan kapstok in lichte hal
Verwarmende hal met een traditionele kapstok vol kleurrijke jassen, weergegeven in de stijl van Van Gogh.