Jongen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
De werkwoord 'jongen' verwijst naar het jong zijn of de acties die betrokken zijn bij jongeren.
Infinitief
Om te werken, moet je hard jongen.
Tegenwoordig deelwoord
De jongend acteur speelt in de nieuwe film.
Met een jongende geest ga je verder in het leven.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik jong in de buurt van het water.
jij / je
Jij jongt als een kunstenaar.
u
U jongt prachtig in deze voorstelling.
hij
Hij jongt vrolijk op het podium.
zij / ze
Zij jongt met veel enthousiasme.
het
Het jongt als de zon opkomt.
wij / we
Wij jongen samen een verhaal.
jullie
Jullie jongt met veel plezier.
Verleden tijd
ik
Ik jongde in de herfst van vorig jaar.
jij / je
Jij jongde altijd met je vrienden.
u
U jongde zelfs als kind al fantastisch.
hij
Hij jongde met veel overtuiging.
zij / ze
Zij jongde met een grote glimlach.
wij / we
Wij jongden samen in het park.
Voltooid deelwoord
Ik heb de hele avond gejongd.
Aanvoegende wijs
Als ik jonge ben, wil ik reizen.
Gebiedende wijs
Jong met het plezier, alsjeblieft!
Jongt harder de volgende keer.