Voor
hetCommon Nounruimte die zich aan de voorkant van iets bevindt
(iets bevindt zich voor een gebouw)
De tuin ligt aan de voor van het huis.
We parkeerden de auto in de voor van het hotel.
- Simple
Het raam bevond zich aan de voorkant van het gebouw.
- Future Tense
Morgen zullen ze de gevel aan de voorkant van het gebouw schilderen.
- Declarative
De deur bevindt zich aan de voorkant.
- Context & Scenario
Het gezin zit vaak op het bankje aan de voorkant van hun huis.
- Interrogative
We zetten onze fietsen voor het hek aan de voorkant neer.
- Compound
De winkel heeft een mooie pui aan de voorkant, en de ingang is erg uitnodigend.
- Complex
Omdat het café aan de voorkant van het plein staat, kan men vanaf het terras de fontein zien.
- Present Tense
Er zijn bloemen aan de voorkant van het huis.
- Past Tense
Er stonden fietsen geparkeerd aan de voorkant van het station.
- Interrogative
Is de ingang aan de voorkant van het gebouw?
- Imperative
Plaats de borden aan de voorkant.
- Context & Scenario
Bij de schoolpoort aan de voorkant van de speelplaats was het altijd druk.
- Context & Scenario
We verzamelden ons aan de voorkant van het theater voordat de film begon.
- Synonym
De façade aan de voorkant van het gebouw is indrukwekkend.
- Related Word
Het entreegebied bevindt zich aan de voorkant van het hotel.
- Idiomatic
Het is voor de hand liggend dat het uitzicht aan de voorkant mooier is.
open ruimte vóór een huis of gebouw
(er staat iets of iemand voor op de oprit)
Er staan bloemen op het voor om het huis op te fleuren.
De auto staat geparkeerd op het voor van het huis.
- Compound
De plaats voor het huis is ruim, en het biedt voldoende parkeerplek voor twee auto's.
- Present Tense
Ik zie dat er een fiets op de plaats staat.
- Interrogative
Wordt de plaats voor het huis vaak gebruikt voor sociale bijeenkomsten?
- Complex
Tijdens de pauze gebruiken studenten de plaats voor het gebouw om te ontspannen.
- Idiomatic
Met de buren op de plaats voor het huis een praatje maken, is goud waard.
- Simple
De hond ligt op de plaats voor het huis.
- Complex
Omdat de plaats voor het huis groot is, kunnen de kinderen er spelen zonder gevaar van het verkeer.
- Future Tense
Morgen zal er een feest worden gehouden op de plaats voor het huis.
- Past Tense
Gisteren stond er een busje op de plaats voor het huis.
- Declarative
De plaats voor het huis wordt dagelijks schoongemaakt.
- Imperative
Parkeer de auto op de plaats voor het huis.
- Simple
Op de plaats voor het huis speelt mijn zus vaak met de hond.
- Compound
Op de plaats voor het huis organiseert de familie vaak barbecues.
- Synonym
De open ruimte voor het huis is perfect voor een tuinfeest.
- Related Word
Het voorplein van het huis wordt gebruikt voor het parkeren van fietsen.
gebied aan de voorkant van iets
(het voor van een schip)
Het uiteinde van het schip is het voor, waar de boeg is.
Ze stonden op het voor van het podium voor een beter zicht.
- Compound
De voorkant van het schip is beschadigd, maar de achterkant is nog intact.
- Present Tense
Ik sta op de voorkant van het schip.
- Interrogative
Zit er schade aan de voorkant van het schip?
- Simple
De voorkant van het schip is beschadigd door de storm.
- Complex
De voorkant van het schip, die altijd de sterkste golven weerstaat, is gebouwd van stevig materiaal.
- Past Tense
We stonden gisteren aan de voorkant van het schip tijdens de zonsondergang.
- Future Tense
Morgen zal ik naar de voorkant van het schip gaan om de zeilactiviteiten te bekijken.
- Declarative
De matrozen werken aan de voorkant van het schip.
- Imperative
Loop naar de voorkant van het schip!
- Interrogative
Elke ochtend drink ik koffie aan de voorkant van mijn huis.
- Compound
De arbeiders repareren de voorkant van het gebouw op het terrein.
- Complex
Tijdens het concert stond hij aan de voorkant van de zaal naast de luidsprekers, waardoor hij de muziek beter kon horen.
- Synonym
De neus van het vliegtuig, oftewel de voorkant, is veilig geland.
- Related Word
Hij stond vooraan in de rij voordat de winkel openging.
- Idiomatic
Hij was zo zenuwachtig dat hij koudwatervrees kreeg toen hij aan de voorkant van het podium stond.
redengevend element
(het dient als voor van een actie)
Zij heeft altijd een goed voor om te laat te komen.
Er is geen voor om niet naar het feest te gaan.
- Complex
Aangezien hij ziek was, had hij een geldige voor voor zijn afwezigheid.
- Past Tense
Hij had een voor om boos te worden gisteren.
- Interrogative
Wat is je voor om hier te blijven?
- Simple
Mijn voor om gezond te eten is mijn welzijn.
- Compound
De regen is een voor om binnen te blijven, maar ik wil toch naar buiten.
- Present Tense
Zij heeft elke dag een andere voor.
- Future Tense
Ik zal een goede voor vinden om niet te gaan.
- Declarative
Er is altijd een voor voor alles.
- Imperative
Geef me een goede voor!
- Simple
Ik zoek een voor om niet te koken vandaag.
voorhoofd
(het is een informeel en zeldzaam gebruik)
Hij wreef over zijn voor toen hij nadacht.
Ze had een opschrift op haar voor geschreven voor de grap.
- Simple
Zijn voorhoofd was koel.
- Compound
Hij fronste zijn voorhoofd, maar hij zei niets.
- Present Tense
Mijn voorhoofd doet pijn.
- Declarative
Zijn voorhoofd was bezweet na de lange wandeling.
- Imperative
Leg een koud kompres op je voorhoofd om de koorts te verminderen.
- Related Word
Na het sporten was mijn voorhoofd nat van het zweet.
- Past Tense
Gisteren schudde ik mijn hoofd, wat duizeligheid in mijn voorhoofd gaf.
- Future Tense
Morgen zal de dokter mijn voorhoofd onderzoeken.
- Interrogative
Is je voorhoofd warm?
- Complex
Het voorhoofd van de oude man, dat vol rimpels zat, vertelde zijn levensverhaal.